Soms lees ik ook interessante opmerkingen over het hbo. Zo wordt in het DB van dinsdag 24 mei j.l. Rob Martens geïnterviewd. De heer Martens is wetenschappelijk directeur van het Ruud de Moor Centrum, dat onderzoek doet naar de kwaliteit van het lesgeven. De heer Martens beaamt dat de docent en diens onderwijs meer en meer de kop van jut is. Docenten krijgen wel erg gemakkelijk de schuld van het gebrek aan kwaliteit van het onderwijs. Er wordt veel spierballenballentaal gebruikt, terwijl het er echt niet zo slecht mee is gesteld, aldus de heer Martens. Ik kan me wel vinden in die opmerking. Aan enig bewijs of aannemelijk maken van hoe de situatie er op dit moment voorstaat met de kwaliteit van het onderwijs komt de heer Martens in het interview helaas niet toe. Opmerkelijk is wel (in datzelfde interview) dat zowel de heer Martens en Marc Vermeulen, onderwijsspecialist aan de Universiteit van Tilburg, wel wat zien in de universitair opgeleide docent. Ik bestrijd dat ten zeerste. Het enkele feit dat je een masteropleiding hebt gedaan is geen enkele garantie dat je goed kun doceren in het algemeen en op het hbo in het bijzonder. Het gevaar bij alleen maar master geschoolde docenten is toch dat zij ook op het hbo allemaal “universiteitje gaan spelen”. Dat is nu juist niet de bedoeling van het hbo. Daarbij zijn die masterdocenten allemaal geneigd de reflectie en de abstractie in het onderwijs hoog in het vaandel te schrijven, terwijl toch volgens de leercyclus van Kolb, een in het onderwijs toch veel gebruikte leerwijze, toch ook aandacht wil voor het concrete en actieve. Dat is nu typisch meer voor het onderwijs in het hbo weggelegd. Ik pleit juist voor een mix van docenten bij het hbo. Want de leercyclus van Kolb zegt dat je in het onderwijs al die vier aspecten moet inbrengen. Kan het dan beter dat master opgeleide docenten meer aandacht schenken aan de reflectie en de abstractie en de bachelor opgeleide docenten aan het concrete en actieve? Ik zie geen enkel argument waarom een bachelor opgeleide docent in het hbo niet een goede of misschien wel betere docent zou kunnen zijn dan een master opgeleide docent. Het zijn van een goede docent is niet afhankelijk van het feit dat je op een abstracter niveau kennis hebt opgedaan via een masteropleiding. Als wij met onze hbo-opleiding niet een goede hbo-er kunnen opleiden die na bijvoorbeeld 10 jaren praktijkervaring een heel goede docent voor onze hbo-opleiding zou zijn, dan hebben we iets fout gedaan in onze opleiding.Ik vind het ook nog wel een boude en een tekort door de bocht stelling van de heer Vermeulen in hetzelfde artikel dat “de gemiddelde docent een tamelijk gebrekkig zelfbewustzijn heeft. Hij volgt klakkeloos op wat managers willen”. Als dit een oproep is niet meer te luisteren naar managers en misschien ook politici dan wil ik hem graag volgen in deze oproep. Maar ik vind zijn kwalificatie van een vergelijkbare spierballentaal als alle andere opmerkingen. Nergens staaft de heer Vermeulen zijn opmerking. Daarentegen, aan het slot, van het interview, lees ik weer een zinvolle opmerking:”als we willen dat er meer studenten op hbo-niveau worden opgeleid, betekent dat ook dat er meer leerlingen met een lager niveau vooropleiding met een lager niveau vooropleiding dat hbo zullen instromen. Nogal wiedes dat dat gepaard gaat met kwaliteitsverlies”.
Opvallend blijft toch, ook al worden er zo hier en daar zinvolle opmerkingen geplaatst, dat de discussie wat nu de kwaliteit van het hbo is en hoe deze wordt bepaald en beïnvloed kan worden concreet kan worden gemaakt. Iedereen blijft maar roepen.
John Lousberg