Crisis in het hoger onderwijs?


Uit de Nieuwsbrief GroenLinks van 21 maart 2012:
“Er is een crisis in het hoger onderwijsstelsel, de diplomafraudes op hogescholen zijn geen incidenten”.
Angst greep mij aan. Doet ook deze partij in de waan van alledag mee aan populisme? Want waar hebben we het over?  De onderwijsinspectie heeft van een handjevol opleidingen geconstateerd dat ze niet voldeden. Een handjevol van de 1200 opleidingen. Is er dan al sprake van crisis? Over hoeveel procent van het geheel heb je het dan? Het is nog geen 1% van het geheel. Natuurlijk moet er iets aan gedaan worden om opleidingen die niet voldoen weer op de rails te krijgen. Maar om nu het gehele hoger beroepsonderwijs ongefundeerd als frauderend te kijk te zetten, vind ik wel ver gaan. Ik had anders verwacht.
Want laat ik het anders stellen. Ik stel namelijk dat er een crisis is in de Tweede Kamer. Ik durf te beweren dat er procentueel zo niet absoluut veel meer Tweede Kamerleden niet voldoen dan hbo-opleidingen. Spreek ik dan van een crisis in de parlementaire democratie? Neen. Want ten eerste weet ik niet wat een goed Tweede Kamerlid is. Is dat hij of zij die regelmatig een oor te luister legt bij zijn of haar achterban? Is het hij of zij die keurig netjes in de partijhiërarchie met de fractie mee stemt? Of is hij of zij het die in het spreekgestoelte of in de Kamercommissies met de vuist op tafel slaat? Ik weet het niet. Waag ik me dan aan de stelling dat ik weet wat de kwaliteit van een Tweede Kamerlidschap is? Waag ik me dan al te populistisch te roepen dat de parlementaire democratie op het spel staat? Neen. Hoe gaan de politici om met het hoger beroepsonderwijs? Juist!!! Zonder onderzoek naar waaraan het onderwijs kwalitatief zou moeten voldoen, zonder grootscheeps onderzoek naar hoe het werkelijk in het hoger beroepsonderwijs is, hoe kun je dan zulke populistische uitlatingen doen? Over het hoger beroepsonderwijs wordt het wel gedaan.
Hierbij wil ik de populistische politici uitnodigen om eens een keer te komen kijken. Ga mee de klas in. Kijk of ik het goed doe. Spreek leerlingen. Spreek ook met bestuurders. Maar ga alsjeblieft niet van alles roepen als je er zelf niets of onvoldoende van weet.

John Lousberg

Prestatiebeloning

Een van de basislessen vanuit de managementtheorieën is± zorg voor draagvlak. Is er geen draagvlak dan moet je het besluit niet uitvoeren. Want passief verzet en jarenlange ellende vallen je ten deel. Uiteindelijk ben je na een jarenlange strijd nog verder van huis en kost het meer energie en geld om het weer allemaal vlot te trekken.
Op 28 maart schreef Aleid Truijens een lezenswaardig artikel in de Volkskrant over de prestatiebeloning in het onderwijs. De staatssecretaris wil ook koste wat het kost prestatiebeloning in het onderwijs invoeren. Wie zit er op te wachten? Niemand. De docenten niet, de schoolleiding niet en de bestuurders ook niet. Wat kost het grapje: 150 miljoen (je zou toch denken in een tijd dat er bezuinigd moet worden dat dit bedrag met de kaasschaaf methode zo binnen “te koppen’ is, maar niets is minder waar).
Waarom wil de staatsecretaris als niemand de prestatiebeloning wil die prestatiebeloning desondanks invoeren? Omdat de kwaliteit van het onderwijs er beter van wordt. Weet de staatsecretaris wat kwalitatief goed onderwijs is? Neen, want dat heeft hij niet onderzocht. Weet hij dan hoe je kwalitatief goed onderwijs moet bereiken? Neen, want als je niet weet waar je naar toe moet, het doel, dan weet je ook niet welke middelen je het beste kunt inzetten. De staatsecretaris trapt in zijn dadendrang in dezelfde valkuilen als al zijn voorgangers: van bovenaf maatregelen opleggen omdat je vanuit de ivoren toren het beste weet hoe het moet gebeuren. De kritiek van de staatsecretaris is dat al zijn voorgangers het verkeerd gedaan hebben. Hij zal het beter doen, maar vervolgens is hij geen haar beter.
Maar los van de kritiek dat de staatssecretaris niet weet waar het concreet naar toe moet: is prestatiebeloning een verbetering van het onderwijs. Ik ben zelf een gemiddelde HBO-docent en ik zal de prestatiebeloning op mezelf betrekken. Stel dat ik beloond wordt voor het leveren van kwaliteit, wat dat dan ook moge zijn (moeten de studenten me aardig vinden? moet ik de studenten opdrachten geven die ze niet leuk vinden om uit te voeren omdat ze van het minst leuke het meeste leren? moet ik in mijn enthousiasme studenten zo onderdompelen in kennis dat ik mijn doel voorbij schiet?). Ik heb in mijn eigen vrije tijd het een en ander voorbereid, het een en ander ontwikkeld en mijn literatuur bijgehouden. Als ik deze kennis nu ten toon spreid, dan word ik daar rijkelijk (in het onderwijs ben je nogal snel rijkelijk beloond) voor beloond. Het is niet handig die kennis, wetenschap en vaardigheden te delen met mijn collega’s, want dan blink ik niet uit. Mijn collega’s geven dan net zo goed les als ik. Stel ik deel de kennis niet en ik scoor een mooie prestatiebeloning, dan zullen mijn collega’s mij in het vervolg ook geen deelgenoot maken van hun kennis. Stel ik deel mijn kennis met mijn collega’s. Een van die collega’s scoort een mooie beloning, omdat hij toch net even iets beter is dan ik. Dan zal ik een volgende keer het wel uit mijn hoofd laten kennis te delen. Natuurlijk zou ik uitgedaagd moeten worden om net zo goed te worden als hij of zij, maar ik ken me zelf: niets menselijks is de docent in het hoger beroepsonderwijs vreemd.
Het onderwijs is juist gebaat bij samenwerking tussen docenten: een curriculum met onderdelen die op elkaar aansluiten. Ik kan die leerling niet in mijn eentje goed en kwalitatief hoogstaand onderwijs geven. Dat doe ik samen met mijn collega’s. Dan moet je niet zorgen dat met het beloningssysteem er een gerede kans is dat je juist bereikt dat er een kink in de samenwerkingskabel komt, zo niet de samenwerking teniet gedaan wordt.
Denk ik nu niet te negatief? Neen, want niet alleen in het artikel van Aleid Truijens wordt verwezen naar een onderzoek over de werking van beloningssystemen, het is een feit van algemene bekendheid uit wetenschappelijke onderzoeken dat mensen slechts tijdelijk gemotiveerd worden met financiële beloningen. Het tonen van waardering is vele malen belangrijker. Het geven van autonomie aan de docent en hem kansen bieden om beter te worden. Dat zijn beloningen die aanspreken. Prestatiebeloning zal op den duur slechts chagrijn en jaloezie oogsten. Misschien kan de staatssecretaris nog iets leren van die onderzoeken. Toon waardering aan de docenten. Schilder ze niet allemaal af als slecht. Scheer niet de hele sector over een kam. Zorg dat je eerst weet waar je over spreekt. Onderzoek het. Laat je bijpraten met mensen uit het werkveld. Hierbij een uitnodiging om een keer een dag met me mee te lopen. Praat dan met leerlingen. Vraag waar ze beter van worden, van welk onderwijs ze beter worden, van welke docenten ze beter worden.

John Lousberg