Handen aan het bed

Er moeten meer contacturen komen. Ook een oplossing voor het probleem in het hbo. Eerlijk gezegd: ik zou niets liever willen. Veertig uren voor de klas, bezig met kennisoverdracht, bezig met het leren van een professionele houding en met het leren van vaardigheden, discussies over de uitwerking van opdrachten, bespreken van dilemma’s etc. Geweldig lijkt me dat. Maar er is meer te doen. Het lijkt er erg op dat de politiek of de critici van het hbo denken dat we of les geven of maar wat rondhangen. In die visie kun je dat rondhangen best inruilen voor het lesgeven. Ik wil daarbij ook nog betrekken dat het docentschap in het hbo totaal anders is dan in het universitair onderwijs. De universitaire docenten weten van één vak of slechts van een klein deel van het vak heel veel. Het aantal contacturen met studenten is gering. Onderwijs is zeer zeker niet het hoofddoel. In het hbo heb je als docent meerdere vakken. Sterker nog: er heerst de gedachte dat iedere docent in ieder geval in al de inleidende vakken les geven kan. Ik geef dan ook niet les in een vak, of althans in een vak dat op de universiteit als één vak gezien zou worden. Nee, ik geef in vier of vijf verschillende vakken les. Die ik dan ook nog allemaal bij moet houden. (Dat verklaart misschien ook wel dat over de hbo-docent gezegd wordt dat hij niet alle actualiteit bij kan houden.). maar is dat wel de oplossing? Waar blijven dan al die andere werkzaamheden? Let wel: meer contacturen betekent in ieder geval meer voorbereiding. Daarnaast doe ik: mail beantwoorden van studenten, vragen beantwoorden van studenten na de les of op de gang, les voorbereiden, de les geven, tentamens maken, nakijken van tentamens, inzages, herkansingen maken en herkansingen nakijken en inzages verzorgen, lesmateriaal ontwikkelen, toepassen nieuwe ontwikkelingen, bijhouden van literatuur, bijhouden didactische ontwikkelingen, bijhouden nieuwe leerontwikkelingen en leertheorieën, mezelf scholen, collegiaal vakoverleg, collegiaal organisatorisch overleg, begeleiden afstudeerstudenten, begeleiden stagiaires, voorlichtingen geven op andere scholen over onze hbo, deelnemen aan open dagen en open lessen, bezoeken van stagebedrijven, bezoeken en overleggen met externe partners, bijhouden studentenvolgsysteem, coachen van leerlingen en/of klassen, etc etc… en oh ja: koffie drinken. Als je dus wilt dat docenten meer toe komen aan lesgeven, dan zul je toch nog wat aan die andere taken moeten doen. En dat kost…., u raadt het al, geld. Mocht u denken dat dat allemaal onzin is, dan wil ik u graag verwijzen naar een recent werkdrukonderzoek bij Avans. Daaruit bleek dat we om en nabij de 10% extra werken. Sturctureel. Dus niets van piekbelasting. Neen; we werken structureel over. Uitgaande van een werkweek van 40,5 uren per week, betekent dat dat we 44,5 uren structureel werken. Dus zo makkelijk zal het niet zijn om meer contacturen te verzorgen zonder dat andere taken in het gedrang komen. Daar zal, voor het eerst zo maar te roepen, toch eerst goed over nagedacht worden. Want anders bestaat het gevaar dat docenten zelf hun werkdruk gaan regelen door het niet zo nauw te nemen met de exameneisen. Want meer herkansers, betekent domweg meer werk.

John Lousberg (JHS)

Truijens over het hbo

In de Volkskrant van afgelopen zaterdag 29 mei las ik in een ingezonden brief dat het artikel van Aleid Truijens de waarheid zou vertellen over het hbo (O&D, 25 mei 2011). Ik was even verbaasd. Had ik dat gemist dan? Ik dacht juist dat dat niet zo was. Geeft niets, een mens kan zich vergissen en ieder artikel verdient een tweede kans. Ik heb vervolgens het artikel erbij gepakt en ik ben het opnieuw gaan lezen.

“Dat er in het hbo veel mis was, kon iedere krantenlezer al jarenlang weten”, schrijft ze. Dat is nu net het punt waar onze vereniging zich kritisch over uit laat. Het feit dat er zoveel geschreven wordt, wil niet zeggen dat derhalve het hbo niet deugt. Iedereen schrijft en papegaait. Maar nergens lees ik de harde cijfers dat de kwaliteit niet deugt in het hbo. Ook Truijens maakt zich daar aan schuldig. Ze noemt wel het gesjoemel met diploma’s. Ik wil echter nogmaals benadrukken dat het slechts om 4 van de 1189 opleidingen gaat: 0,33%.

“Kritische academici die de lat halsstarrig hoog bleven leggen, werden ingeruild voor gezeglijke en goedkopere hbo-ers”. Dit is toch een prachtige diskwalificatie van bachelor opgeleide docenten. Mag ik daar graag enig bewijs van ontvangen?. Het staat er als losse kreet. Wie zijn die kritische academici? Zijn ze ontslagen of zijn ze uit zichzelf weggegaan? Is het een positieve eigenschap dat je halsstarrig de lat hoog blijft leggen? En zijn bachelor docenten gezeglijk en goedkoop? Roept Truijens op tot oproer tegen de directie? Ik loop zelf ook nog niet zo lang in het hbo als docent rond. Behoor ik dan ook tot de gezeglijke en goedkope types?. Het kan toch niet zo zijn, dat je met dit soort loze en misschien zelfs krenkende opmerkingen weg kunt komen? Blijkbaar mag je je in een column van alles permitteren.

“Dus hopelijk geen bezoekjes meer die lijken op de bezichtiging van modelboerderijen in communistische dictaturen: zelf ingehuurde adviseurs, gesprekken met geselecteerde jaknikkers en het trots tonen van geslaagde werkstukken”. Ik heb tot nu toe slechts 1 visitatie meegemaakt. Dat is nog niet zoveel. Dat is waar. Maar ik heb die visitatie allerminst beleefd als een bijeenkomst van geselecteerde jaknikkers. We hebben ook niet alleen rond gelopen met geslaagde werkstukken. Sterker nog: we zijn uitdrukkelijk ondervraagd over werkstukken die juist niet geslaagd waren. Jaknikkers heb ik niet gezien: we werden stevig ondervraagd en moesten ons curriculum en onze keuze goed onderbouwen.

Truijens blijft ook in de verdere rest van haar betoog meningen geven. Geen enkele kreet of mening is onderbouwd met de nodige argumenten. Graag wil ik Truijens verwijzen naar het artikel “Zoek eerst eens uit hoe het echt met het hbo gaat” van collega Ron Ritzen in het Brabants Dagblad van donderdag 26 mei j.l. Helaas kan ik niet ontkennen dat Truijens ook wel een aantal interessante meningen roept. Het is inderdaad niet handig om diplomatoeslagen toe te kennen. Dat geeft ruimte om te snel diploma’s toe te kennen. Misschien kun je de diplomatoeslag vervangen door een toeslag bij de accreditatie. Ook raak is de opmerking dat de door haar voorgestelde toetsing met deskundigen uit de beroepsgroep tijd en geld kost.

John Lousberg

(Nog meer) wijdverbreide sprookjes over het hbo-onderwijs

Hebben docenten wel een vergelijkbare ontslagbescherming als een ‘gewone’ werknemer? Neen, dat hebben ze niet. Docenten hebben een duidelijk slechtere positie als het gaat om ontslagbescherming. Wil een werkgever bij een ‘gewone’ werknemer de arbeidsovereenkomst (voor onbepaalde tijd) eenzijdig beëindigen, lees opzeggen, dan dient hij zich te houden aan de regels om een arbeidsovereenkomst rechtsgeldig op te zeggen. Denk aan de opzegtermijn en denk aan de opzeg- of ontslagvergunning. In de procedure voor het verkrijgen van die opzeg- of ontslagvergunning kan een werknemer verweer voeren. Het UWV, dat uiteindelijk beslist of een opzeg- of ontslagvergunning wordt afgegeven, dient zich aan strikte regels te houden. Die regels staan in het Ontslagbesluit. Als een docent nu geconfronteerd wordt met opzegging, dan behoeft de werkgever slechts de opzegtermijn in acht te nemen. De werkgever behoeft geen opzeg- of ontslagvergunning te overleggen. Dat staat in artikel 2 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen.

De docenten hebben zo veel vrije weken. Ze moeten niet zeuren. Iedereen is echter vergeten dat die vakantie een sigaar uit eigen doos is. Het hbo-onderwijs is een sector waar een fulltime dienstverband nog 40,5 uren is. In de CAO-onderhandelingen zijn de vakbonden alweer een hele tijd geleden niet akkoord gegaan met een 38-urige of 36-urige werkweek. Met behoud van het aantal vakantieweken is het fulltime dienstverband op 40,5 uren gebleven. Kortom: we werken gewoon voldoende uren om die weken vrij te zijn. Vrij zijn is overigens ook relatief. Want als de studenten hun boeken dicht geklapt hebben omdat het vakantie is, sluiten de docenten nog het jaar af. Met evaluaties, vergaderingen, archiveren werkstukken en tentamens e.d. Tevens zijn we al weer bezig met de voorbereidingen voor het komend studiejaar. Als de student dan weer voor het eerst aanwezig is bij de aanvang van het academisch jaar, dan hebben de docenten alweer de nodige afstemmingsvergaderingen, lesvoorbereidingen, lesprogrammaontwikkelingen e.d. achter de rug. Velen hebben dan ook al de eerste herkansingen gehad en afstudeerwerkstukken doorgelezen. Natuurlijk is het handig als je als docent vrij bent op het moment dat je eigen kinderen vrij zijn. Dat bespaart oppasproblemen. Staar je daar dan niet blind op: je moet als docent altijd in de duurste periode met vakantie. Daarbij loopt het academisch studiejaar niet gelijk met de vakantieperioden van lagere scholen en middelbare scholen. Het ergste is echter nog dat ook de herfstvakantie, kerstvakantie en voorjaarsvakantie niet parallel lopen. In het ergste geval heb je als docent vrij als je kinderen niet vrij zijn en zijn je kinderen een week later vrij terwijl jij dan alweer aan de slag moet. Dat betekent dan geen gezamenlijke vakantie en dat betekent toch extra oppas regelen. Want als je in het onderwijs zit en je bent ingeroosterd voor lessen, zie dan nog maar een vrije dag te regelen voor jezelf: je hebt alleen maar collectieve vrije dagen. Kortom: "ieder voordeel heb zijn nadeel".

John Lousberg

De discussie gaat verder...

De discussies over het hbo gaan verder. Met ingezonden stukken, ingezonden brieven. Ook de Vereniging Beter Onderwijs Nederland meldt zich. Net zoals (wederom) Aleid Truijens. Jammer blijft dat de studenten zich nog niet in de discussie gemengd hebben. Het gaat toch immers over hen? Maar misschien komt dat nog. Of misschien worden ze ook wel door de “spierballentaal” en de “ongewenste stoerheid” afgeschrikt.

In al die meningen blijft een element halsstarrig overeind: de docenten op het hbo moeten een master opleiding hebben. Ik begrijp daar helemaal niets van. Helaas is er ook geen enkele schrijver die dat bewijst of zelfs aannemelijk maakt. Iemand roept het en alle anderen volgen. Waar het idee vandaan komt, weet ik niet. Misschien komt het wel door meneer Plasterk. Die schijnt ooit geroepen te hebben dat het niveau van de hbo-docenten daalde. Daarmee doelde hij op het opleidingsniveau. Er kwamen steeds meer bachelor opgeleide docenten op het hbo. Misschien is toen het misverstand ontstaan dat met niveau ook de docentvaardigheid daalde. Maar volgens mij is er geen enkele correlatie, althans er is nog niemand die mij dat duidelijk heeft kunnen maken, tussen een hbo docent die slechts een bachelor diploma heeft en een slechte docent. Volgens mij gaat het bij het docentschap om het kunnen overdragen van kennis en ervaring op een zodanige manier dat studenten enthousiast worden. Ik zie niet in dat dat alleen als master opgeleide docent zou kunnen. Sterker nog: ik vrees dat enkel master opgeleide docenten “universiteitje” gaan spelen. Bij het hbo gaat het niet alleen om kennis en mate van abstractie, waar master docenten goed in zijn, maar ook om doen en beslissen, om actie en concreet (zie de leercyclus van Kolb). Ik zou er dus juist voor willen pleiten dat er een goede mix van master docenten en bachelor docenten zou komen. Het zou met onze hbo immers helemaal fout zijn als we geen bachelor zouden kunnen opleiden die na enkele jaren praktijkervaring een prima docent op het hbo zou kunnen zijn. Gelukkig hoor ik ook positieve geluiden zoals in de ingezonden brief in de Volkskrant. De heer Hupperetz, schrijver van de brief, laat uitdrukkelijk weten het onwenselijk te vinden als alleen master docenten aan het hbo les zouden geven. In diezelfde Volkskrant nog een zinnige opmerking: stel dat die master docent een klas van 32 studenten of meer zou hebben: dan kan hij of zij net zo slecht les geven als een bachelor docent!
Ik vraag me ook af wat er nu gebeurt met die docenten op het hbo die slechts een bachelor hebben. Ik zou me als bachelor docent in de eerste plaats beledigd voelen. Er is niemand die aangetoond heeft dat die docenten niet zouden voldoen. Maar toch heeft iedereen een mening over hen. Liggen dan de ontslagbrieven voor deze docenten al klaar? Dan zit het hbo binnenkort nog met een groter probleem: vacatures die niet ingevuld worden. Dat kun je aan de studenten al helemaal niet verkopen dat ze geen les krijgen omdat er geen docenten zijn!. Meer voor de hand ligt in het kader van goed werkgeverschap dat deze docenten de kans krijgen binnen hun dienstverband een master opleiding te gaan doen. Dat betekent, als ik de cijfers moet geloven, dat de helft van het docentenarsenaal binnenkort op school zit. Wie neemt dan de lessen over? Dat kost dus weer handenvol geld om dat te realiseren. Wie betaalt dat? Er is immers geen geld.

Stel je het onderwijs lijkt je wel wat. Stel je hebt een master opleiding. Stel je ziet een vacature voor een hbo-docent. Zul je dan solliciteren? Er zullen altijd wel “bevlogen types” blijven. Maar de gemiddelde afstudeerder aan de master kiest niet voor het hbo-onderwijs. Ten eerste lever je geen kwaliteit. Iedereen roept over je af dat het aan de kwaliteit van de docenten ligt dat het onderwijs slecht is. Je steelt er op feestjes en partijen ook niet de show mee als je vertelt dat je les geeft op het hbo. Het beroep is in de afgelopen jaren zo met negativisme omgeven, dat je je als master afgestudeerde toch wel twee keer achter je oor krabt om te solliciteren. De arbeidsvoorwaarden maken dat niet goed. Het salaris is niet marktconform. In het bedrijfsleven kun je meer verdienen. De hbo-docenten rijden ook niet in een leaseauto, ze hebben geen bonusregeling, en een premie bij het einde van het dienstverband is ook onbekend. Als je dat plaatje schetst, zal het niet makkelijk zijn om voor de docentfuncties op het hbo enkel master opgeleide docenten te vinden. Ik wens diegenen die streven naar een 100 procent bezetting van alle hbo-docentenfuncties door master opgeleide docenten heel veel succes.
Wat wel zou kunnen, maar ik lees dat nergens, dat docenten een goede didactische basis moeten hebben. Maar die krijg je niet van zelf als je eenmaal een masteropleiding gedaan hebt. Vraag het de studenten, zou ik willen voorstellen. Zij kunnen precies aangeven waar het bij docenten aan schort.

John Lousberg (JHS)

Harm Beertema en de disciplinering van het hbo

In het artikel van Harm Beertema vallen me een aantal zaken op.

- Hij pleit voor de invoering van een objectief landelijk eindexamen voor het hbo.

Wat bedoelt Beertema daarmee? Ik vermoed een landelijk schriftelijk eindexamen dat is gemaakt door een onafhankelijke instantie.
Maar we weten allemaal dat objectief een lastig begrip is. Een klassieker in de leergang Rechten is de casus waarbij de omstandigheden waaronder de examens worden afgenomen van doorslaggevende betekenis blijken te zijn.
Een kwalitatief goed examen toont het niveau van de kandidaat aan. In het hbo speelt daarbij dat de toepassing van de kennis in complexe situaties aangetoond moet worden. Dat is namelijk de kern van hbo. Een schriftelijk examen in multiple choise vorm heeft een te grote gokkans, vinden velen. Een examen met open vragen geeft antwoorden die voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Zelfs als het mogelijk zou zijn om landelijke schriftelijke examens voor het hbo in te voeren, dan nog hebben we daarmee geen toets aantoont dat de kandidaat beschikt over hbo-kwaliteiten. Het maximaal haalbare is dat er verklaard kan worden dat de hbo-er over kennis beschikt die ligt tussen vwo en universiteit in. Wat de hbo-er kan met die kennis in de praktijk blijft onduidelijk. Vandaar dat een hbo altijd zal verlangen dat er stage is gelopen bij een leerbedrijf dat beschikt over de juiste accreditatie en met de voorwaarde dat er een tripartite overeenkomst is tussen hogeschool, student en leerbedrijf. Alleen het bezit van kennis is niet voldoende om een hbo diploma te behalen, de stage maakt onderdeel uit van de exameneisen die wèl landelijk hetzelfde zijn. Willen we echt vergelijkbare examens in het hbo, dan is het beter om de verantwoording over de examens scherp te houden. Het voorkomt berichtgeving als: dankzij een goed gesprek kon de kandidaat zijn diploma alsnog behalen.

- Hij redeneert via de omgekeerde route. Zijn mening (cgo is een waardeloze manier van lesgeven) gaat hij "bewijzen".
Alle onderwijsniveau's worden er met de haren bijgesleept om aan te tonen dat er een ernstige structuurfout is.
Op de site van de PVV wordt zijn mening helder neergezet. Vroeger, toen de leerling nog luisterde en de meisjes in de klas geen hoofddoek droegen, was lesgeven leuk. Laten we terugkeren naar die situatie. Het is haast een seksistisch beeld dat er wordt geschetst van de leraar die zijn leerlingen kan kneden naar zijn ideaal.
Het cgo werd ook daar ingevoerd en Beertema (toen nog BON) was er niet blij mee. Hij werd geconfronteerd met nieuwe didactische vraagstukken waarin hij geen trek had. Hij wilde zijn lessen blijven draaien en hij wilde dat er naar hem geluisterd werd. Van mij mag Beertema een afkeer hebben van cgo, didactische argumenten tegen cgo heb ik nog nooit van hem vernomen.

- Hij heeft het over de bedrijfsmatige focus. Waarschijnlijk bedoelt Bertema hiermee het zo beruchte Ondernemerschap. Ten onrechte wordt ook hier weer de suggestie gewekt dat Ondernemerschap staat voor een opleiding die commercieel denkt. Een school die opleidingen verzint om er zelf financieel beter van te worden, zoals een bedrijf nieuwe producten uitzet om de concurrentie voor te blijven.
Ondernemerschap betekent echter dat de (hoge)school zich ook richt op de behoeften van het bedrijfsleven. Mbo en hbo leiden beroepsbeoefenaren op, mensen die zich meteen na het behalen van het diploma kunnen melden bij de poort van een bedrijf. De opleidingen die niet hebben voldaan aan de toets van de Inspectie waren relatief jonge opleidingen. Niet ontstaan om te beantwoorden aan de grillen van de studenten, maar mede ontwikkeld op verzoek van een groeiende bedrijfstak, die van Media en Entertainment. Niet voor niets is juist deze branche genoemd in het regeringsbeleid als een van de innovatiegebieden waar Nederland zich moet kunnen meten met de toptien van de wereld.

Elsje Dijkstra

Tweede Kamerdebat over het hbo (24 mei 2011)

Zie hier het debat.

InHolland gemangeld in Nieuwsuur: drie verhalen als bewijs

Master & docenten

Soms lees ik ook interessante opmerkingen over het hbo. Zo wordt in het DB van dinsdag 24 mei j.l. Rob Martens geïnterviewd. De heer Martens is wetenschappelijk directeur van het Ruud de Moor Centrum, dat onderzoek doet naar de kwaliteit van het lesgeven. De heer Martens beaamt dat de docent en diens onderwijs meer en meer de kop van jut is. Docenten krijgen wel erg gemakkelijk de schuld van het gebrek aan kwaliteit van het onderwijs. Er wordt veel spierballenballentaal gebruikt, terwijl het er echt niet zo slecht mee is gesteld, aldus de heer Martens. Ik kan me wel vinden in die opmerking. Aan enig bewijs of aannemelijk maken van hoe de situatie er op dit moment voorstaat met de kwaliteit van het onderwijs komt de heer Martens in het interview helaas niet toe. Opmerkelijk is wel (in datzelfde interview) dat zowel de heer Martens en Marc Vermeulen, onderwijsspecialist aan de Universiteit van Tilburg, wel wat zien in de universitair opgeleide docent. Ik bestrijd dat ten zeerste. Het enkele feit dat je een masteropleiding hebt gedaan is geen enkele garantie dat je goed kun doceren in het algemeen en op het hbo in het bijzonder. Het gevaar bij alleen maar master geschoolde docenten is toch dat zij ook op het hbo allemaal “universiteitje gaan spelen”. Dat is nu juist niet de bedoeling van het hbo. Daarbij zijn die masterdocenten allemaal geneigd de reflectie en de abstractie in het onderwijs hoog in het vaandel te schrijven, terwijl toch volgens de leercyclus van Kolb, een in het onderwijs toch veel gebruikte leerwijze, toch ook aandacht wil voor het concrete en actieve. Dat is nu typisch meer voor het onderwijs in het hbo weggelegd. Ik pleit juist voor een mix van docenten bij het hbo. Want de leercyclus van Kolb zegt dat je in het onderwijs al die vier aspecten moet inbrengen. Kan het dan beter dat master opgeleide docenten meer aandacht schenken aan de reflectie en de abstractie en de bachelor opgeleide docenten aan het concrete en actieve? Ik zie geen enkel argument waarom een bachelor opgeleide docent in het hbo niet een goede of misschien wel betere docent zou kunnen zijn dan een master opgeleide docent. Het zijn van een goede docent is niet afhankelijk van het feit dat je op een abstracter niveau kennis hebt opgedaan via een masteropleiding. Als wij met onze hbo-opleiding niet een goede hbo-er kunnen opleiden die na bijvoorbeeld 10 jaren praktijkervaring een heel goede docent voor onze hbo-opleiding zou zijn, dan hebben we iets fout gedaan in onze opleiding.Ik vind het ook nog wel een boude en een tekort door de bocht stelling van de heer Vermeulen in hetzelfde artikel dat “de gemiddelde docent een tamelijk gebrekkig zelfbewustzijn heeft. Hij volgt klakkeloos op wat managers willen”. Als dit een oproep is niet meer te luisteren naar managers en misschien ook politici dan wil ik hem graag volgen in deze oproep. Maar ik vind zijn kwalificatie van een vergelijkbare spierballentaal als alle andere opmerkingen. Nergens staaft de heer Vermeulen zijn opmerking. Daarentegen, aan het slot, van het interview, lees ik weer een zinvolle opmerking:”als we willen dat er meer studenten op hbo-niveau worden opgeleid, betekent dat ook dat er meer leerlingen met een lager niveau vooropleiding met een lager niveau vooropleiding dat hbo zullen instromen. Nogal wiedes dat dat gepaard gaat met kwaliteitsverlies”.

Opvallend blijft toch, ook al worden er zo hier en daar zinvolle opmerkingen geplaatst, dat de discussie wat nu de kwaliteit van het hbo is en hoe deze wordt bepaald en beïnvloed kan worden concreet kan worden gemaakt. Iedereen blijft maar roepen.

John Lousberg

"Veel hbo-instellingen nemen het niet erg nauw met de exameneisen"

In de Volkskrant van zaterdag 21 mei j.l. las ik van de hand van Raoul du Pré de volgende opmerkingen over het hbo: “Veel hbo-instellingen nemen het niet erg nauw met de exameneisen”.

Commentaar:
Om hoeveel hbo-instellingen gaat het? Het gaat in de onderzoeken om vier van de 1200 opleidingen. Het gaat om 0,33 %. Is dat veel?

“Ze nemen het niet erg nauw met de exameneisen”, wordt er verder gesteld.

Commentaar:
Wat wordt daarmee bedoeld? Is dat niet concreter te omschrijven? Bij de onderzoeken ging het om specifieke groepen, zoals de langstudeerders. Het ging dus helemaal niet om alle exameneisen of om de exameneisen in het algemeen. Het betrof specifieke eisen.

“Bij veel opleidingen kwamen aanzienlijke gebreken bij de toetsing aan de lucht”.

Commentaar:
Hiermee valt de schrijver in herhaling. Hij doet het echter voorkomen dat het om iets totaal nieuws gaat. Als je iets maar twee keer en dan anders opschrijft dan is het meteen veel erger. Nogmaals: 0,33 % van alle opleidingen kan ik niet veel noemen. Graag had ik ook die aanzienlijke gebreken dan wat beter omschreven willen zien. Als zo tendentieus de berichtgeving over het hbo is en je houdt dat maar lang genoeg vol, dan gelooft “men” het binnenkort ook nog. Wat blijkt? In het Brabants Dagblad is vandaag een enquête gepubliceerd. Om en nabij de 66% van de reagerende lezers geeft aan dat het hbo-diploma geen of minder waarde heeft. Dat is nu net wat je bereikt met die onzinnige en onjuiste mededelingen over de kwaliteit van het hbo-onderwijs.


In dezelfde Volkskrant, maar ook in andere dagbladen van die dag, worden de maatregelen van onze staatssecretaris besproken. Er moeten meer visitaties komen en de controle moet intensiever. Dat is niet eens zo’n gekke oplossing. De controleurs mogen wat mij betreft bij mijn lessen aanwezig zijn. Ik nodig ze hierbij graag uit. Meer controle en meer visitaties zal echter meer mankracht betekenen. En werd er nu juist niet bezuinigd op overheidsfunctionarissen en op onderwijs? Wie betaalt dat? Het zal toch niet zo zijn dat dat uiteindelijk “over de rug van de hbo-student” zal gaan? Landelijke tentamens, zo luidde de tweede oplossing. Gelukkig gaven de HBO-Raad en de studentenvakbond LSVb al aan, dat een en ander bureaucratie met zich mee zal brengen. Daar zit natuurlijk niemand op te wachten. Dat hele landelijke tentamen moet dan ook nog worden opgetuigd. Wie betaalt dat dan weer? Hoe snel worden de tentamencijfers bekend? We zijn er juist als hogeschool trots op onze studenten zo snel mogelijk duidelijkheid te geven. Daarbij zijn hogescholen regionaal georiënteerd. We kunnen die kwaliteit heus wel met onze partners in de regio oplossen. Maar het ergste was de opmerking dat de kwaliteit van het hbo-onderwijs er veel beter op zou worden als alle docenten op het hbo voorzien zouden zijn van een master-titel. Ik viel van mijn stoel. Als alle docenten op het hbo de mastertitel hebben, zit daar dan niet het gevaar in dat die docenten dan met z’n allen de universiteit gaan nabootsen? Het gaat er juist om dat het hbo naast de universiteit een eigen gezicht heeft. Dat gaat dan zeker niet lukken. Is het ook niet zo dat in de leer van Kolb alle leerstijlen aan bod moeten komen in de studie en dat masterdocenten eerder geneigd zijn aandacht te schenken aan abstract en reflectief leren en dat het bij het hbo bij uitstek gaat om concreet en actief, oftewel om doeners en beslissers? Is het dan niet beter om een mix van docenten te hebben, een groep die studenten leert concreet en actief te zijn en een groep die de studenten reflectief en abstract leert te zijn? Ligt het ook niet meer voor de hand om in het hbo juist mensen uit het werkveld in te schakelen bij de lessen en zijn dat niet bij voorkeur docenten met een bachelor opleiding? En ook nog niet zo lang geleden gehoord: tekort aan docenten hbo dreigt. Wil je nu alleen masterdocenten voor het hbo aantrekken, dan zul je extra met de geldbuidel moeten rammelen. Wat is er op dit moment echter niet? Geld voor marktconforme primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden voor het hbo. Het ergste is echter dat de staatssecretaris met zijn plan voor enkel masterdocenten mijn huidige goede, ambitieuze en gedreven collega’s die enkel een bachelor opleiding hebben diskwalificeert? Waarom? Omdat zij geen kwaliteit zouden leveren? Welke kwaliteit? Heeft de staatsecretaris ooit nagedacht over hoe hij de kwaliteiten meet? Aan de kennis en kunde van de docenten, waarbij de zwarte piet, zonder enig bewijs, aan de docenten met slechts een bacheloropleiding wordt toegespeeld, is erg voorbarig zonder een gedegen onderzoek.
Kortom: ik snap dat de staatsecretaris van een daadkrachtig kabinet wil tonen ook te beschikken over daadkracht. Er is echter niet nagedacht over de achtergrond van de maatregelen. Er is ook niet nagedacht over de consequenties van de maatregelen. Er is slechts geroepen. Zelfs een door bachelordocenten goed opgeleide hbo-student zou voor dat resultaat van zijn eindwerkstuk een dikke onvoldoende krijgen, zelfs al zouden we het niet zo nauw nemen met de exameneisen.

John Lousberg (JHS)

Aanleiding & uitgangspunten van de VeKi

‘Waarde hbo-diploma ter discussie’ en ‘Kwaliteit hbo blijft vraagteken’: twee vette koppen die onlangs op de voorpagina van respectievelijk De Volkskrant en Trouw verschenen. Aanleiding was een rapport van de onderwijsinspectie over het hbo. De politiek hijgde vrolijk mee. Jesse Klaver (GL) sprak van een “kwaliteitsramp op het hbo”; Jasper van Dijk (SP) was ietsje bescheidener: “rampzalig”. Staatssecretaris Zijlstra kon natuurlijk niet achterblijven: “Dit zijn geen incidenten meer”.
En waar gaat het over? Vier afstudeertrajecten (voor langstudeerders) van hbo-opleidingen hebben van de onderwijsinspectie het keurmerk ‘zwak’ en vier het keurmerk ‘zorgelijk’ gekregen. Dat zijn natuurlijk acht keurmerken te veel, maar om nu meteen te suggereren dat de apocalyps voor de deur van het hbo staat, gaat ons toch echt te ver.
De hysterie ten aanzien van het hbo is al een tijdje aan de gang. Zo wist het NRC eind vorig jaar al te melden dat hogescholen duizenden diploma’s zouden hebben uitgereikt waar een luchtje aan zit. (De bron van die wijsheid was het rapport dat nu, 5 maanden later dus, is verschenen.) Verder wist men daar te melden dat de oordelen van de studenten over het lage niveau van de toetsing vernietigend waren. Kamerlid Van Dijk (SP) en oud-hoogleraar Heertje riepen onlangs in deze krant op de verloedering in het hbo te stoppen. BON met Ad Verbrugge wist het allemaal al veel eerder: er is sprake van “een totale ravage in het hbo”.
Een paar jaar geleden meldde Karl Dittrich al dat “de lat (in het hbo) hoger moet”. Hij is de voorzitter van de NVAO, een organisatie die een kwaliteitskeurmerk afgeeft aan hoger onderwijsinstellingen. Hbo-studenten zelf oordelen steeds negatiever over hun opleiding en vinden die inhoudelijk niet interessant genoeg, constateerde hij.

Onderbuikcijfers?
Zijn er cijfers waarmee de kritiek kan worden onderbouwd? In de periode 1996-2005 werden hbo-studenten steeds negatiever over hun opleidingen. Met name de inhoud van de studie en de kwaliteit van de docenten werden kritisch beoordeeld, zeker in vergelijking met de universitaire studenten.
Maar wie iets verder kijkt, ziet ook nog iets anders. Uit hetzelfde onderzoek blijkt dat hbo-studenten ook behoorlijk negatiever oordeelden over de sportfaciliteiten in vergelijking met wo-studenten. Zelfs in universiteitssteden waar hbo- en wo-studenten hetzelfde tarief voor de dezelfde sportfaciliteiten betaalden, was de waardering door hbo-studenten veel lager. Voor het uitgaansleven gold hetzelfde. Hoewel het verschil klein is, beoordeelden hbo-studenten de uitgaansfaciliteiten in de universiteitssteden gemiddeld lager dan wo-studenten. Dat roept dus de vraag op wat je nu precies op basis van zo’n onderzoek mag concluderen. Zijn de eisen in het hbo echt te laag of oordelen studenten in het hbo sowieso altijd kritischer over alles. Pas als deze vraag is beantwoord, kan er een zinvolle conclusie uit het onderzoek worden getrokken. Deze nuance is de critici echter vreemd. Men bedient zich blijkbaar liever van kretologie die de hysterie aanwakkert.

Schrijnend gebrek aan fatsoen
De beschuldiging jegens het hbo kent geen maat en is inmiddels van alle bewijslast ontheven. Er wordt gesproken over “een schrijnend gebrek aan fatsoen en arbeidsethos”. Dat is begonnen bij de directies en besturen en is inmiddels doorgesijpeld naar de werkvloer.” Ook zou het “hbo bol staan van oplichting en fraude”.
Wij, leden van de Vereniging van kritische hbo-docenten, zijn dit soort kwalificaties meer dan zat. Is het vreemd dat de studenten steeds negatiever over het hbo oordelen? Los daarvan, wordt er door de critici nooit een serieuze discussie gevoerd over de vraag wat kwaliteit dan inhoudt. In plaats daarvan overspoelen ze de publieke opinie met oneliners, die niet te controleren zijn.
Wat is de stand van zaken nu? Over de hoofden van hbo-studenten en -docenten wordt nu een nieuwe strijd geleverd over de vraag wie op de markt van toezicht op het hoger onderwijs de scepter mag zwaaien. De NVAO of de onderwijsinspectie?

Tegengeluid
Zowel studenten als docenten hebben last van die waan. Om de hysterie over het hbo tegen te gaan, hebben ondergetekenden de Vereniging voor kritische hbo-docenten opgericht.  Enkele programmapunten, die wij in dit verband van belang achten, zijn:
•          We willen met ons platform een tegenwicht bieden tegen de bijna hysterische berichtgeving over de kwaliteit van het hoger beroepsonderwijs in Nederland door de nuance in de discussie over het hbo terug te brengen.
•          We willen de discussie over het onderwijs in het hbo weer inhoudelijk maken.
•          Wij pleiten voor een heroverweging van de rol van de HBO-raad en van het stelsel van toezicht op het hbo.

Hiermee worden uiteraard niet alle problemen opgelost. Want problemen zijn er, net als in elke andere sector, natuurlijk ook, maar daar willen wij op basis van feiten en graag zonder hijgerige politici aan werken.


Namens de leden,
W, Struijlaart, Ron Ritzen, Erik Nicolai, Henk Hulsen, Willem-Jan van Gendt, John Lousberg, Thea van Lent, Hans de Brouwer (JHS Avans/Fontys); Yolanda Steijns (HsZuyd)

De maatregelen van staatssecretaris Zijlstra (20 mei 2011)

Nieuwe maatregelen op stelselniveau:
-  Kernvakken in het hbo worden landelijk getoetst
-  Alle docenten in het hbo moeten een mastergraad halen of promoveren
-  Introductie van basis- en seniorkwalificaties voor docenten in het hbo
-  Tussen de accreditatierondes van de NVAO gaat de Inspectie van het Onderwijs de opleidingen systematisch controleren op kwaliteit(szorg)
-  Visitatiecommissies in het hbo gaan landelijk werken waardoor opleidingen onderling vergelijkbaar worden
-  Visitatiecommissies gaan een betere selectie maken bij de beoordeling van eindwerkstukken en in de klascontroleren hoe er wordt gedoceerd
-  Opleidingen moeten bij de accreditatie een voldoende halen voor zowel het gerealiseerde eindniveau als voor de wijze van examinering
-  Nieuwe opleidingen worden sneller opnieuw getoetst door de NVAO dan de zes jaar-termijn die geldt voor bestaande opleidingen 
-  Examencommissies moeten een extern lid hebben en managers met een financiële verantwoordelijkheid worden geweerd
-  Een nieuw bekostigingsmodel waarin ook de kwaliteit van een instelling tot uitdrukking komt
-  Het aantal hbo-opleidingen moet afnemen en de bacheloropleidingen moeten breder worden
-  Studenten krijgen beter informatie over de opleiding en de arbeidsmarktsituatie in hun sector

Een ander geluid: "Hockeyjongens ontmoeten taalarme scholieren in het hbo, bijvoorbeeld in het competentiegerichte onderwijs"

Leo Prick meldt in de NRC van dinsdag 17 mei dat maatschappelijke tweedeling in het onderwijs begint. Dat is waar, dat is heel erg, en ik ben het er geheel mee eens dat selectie van twaalfjarigen leidt tot maatschappelijke tweedeling.
Met zijn opmerking over het hoger onderwijs ben ik het niet eens. Als docent op de hogeschool van Rotterdam zie ik een aantal groepen zich mengen. Mijn studenten komen van het vwo (aparte groepjes, die doen de versnelde versie), havo en mbo. De mbo-ers komen soms van het vmbo. Als dat geen upward social mobility is! Automonteurs die alsnog commerciële economie gaan studeren, het bestaat echt, ik ken ze. En dan is het ook nog een Servier….!
Op verjaarsfeestjes vertel ik waarom ik het op mijn oude dag (ik ben 64)  fascinerend vind om les te geven aan dit gemengde gezelschap:  hockeyjongens die gaan snowboarden in de voorjaarsvakantie,  armere Rotterdammers, ‘boeren’ uit het Westland en Goeree Overflakkee, gemengd met  eerste en tweede generatie Marokkanen Turken, Antillianen, Chinezen en nog wat los spul uit Wit-Rusland, Sri Lanka, Polen, noem het maar op. Het spannende is, dat in het onderwijs deze jongeren het met elkaar moeten zien te vinden.
Dat begint met de klassikale lessen (nee, we doen niet alleen aan ‘google-onderwijs’ zoals de PVV ons wil doen geloven): tijdens de lessen Bijspijker Nederlandse werkwoordsspelling vraagt een Turk: “mevrouw, wat is wieden?”. Waarop een Rotterdamse klasgenoot zegt: “Dat moet je maar aan die Westlanders vragen”.
Maar nog meer met het door de PVV en Beter Onderwijs Nederland gewraakte competentiegerichte onderwijs zie je hoe, zoals Leo Prick graag wil, de diverse groepen van elkaar leren. In dit competentiegerichte onderwijs zie je hoe Marokkaanse en Turkse jongens meemaken  hoe een originele kakbal met een dubbele naam uit Wassenaar zijn sollicitatiegesprek voor een stage aanpakt tijdens de training solliciteren.  En hoe de deels gehoofddoekte, deels weelderig losharige Marokkaanse meisjes een swingende presentatie houden over een nieuw product dat ze ontwikkeld hebben. In hetzelfe project ziet iedereen dan weer  hoe de hockeyjongens voorstellen hun netwerk te gebruiken voor hun productintroductie. Leren ze niets door competentiegericht onderwijs? Nou, reken maar van wel!
Leo Prick denkt dat het helpt om  landelijke examens in te voeren voor de kernvakken. Heel veel docenten zouden daar best blij mee zijn – dat geeft houvast. Gewoon lekker, nakijken en de schapen van de bokken scheiden. Een 5.5 of lager, lekker makkelijk!
Maar ik denk niet dat het bedrijfsleven daarop zit te wachten. Op stages blijken onze studenten het in het algemeen heel goed te doen. Hoe komt dat? Omdat ze competenties hebben, ze hebben leren samenwerken, ze hebben kritiek leren incasseren,  ze hebben leren plannen en organiseren en deadlines te halen. En dat blijkt voor een werkgever VEEL  belangrijker dan dat ze het handboek marketing of onderzoeksmethoden uit hun hoofd kennen.

Mariet Herlé
Docent communicatie Hogeschool Rotterdam
  

            

Wie stelt, bewijst

Het hbo denkt alleen nog maar in ‘competenties’. Althans, dat beweert Jan Willem Bruins hogeschooldocent en voorzitter Vereniging Medezeggenschap Hogescholen in Trouw (17 mei). “Hoe groot is het kwaliteitsprobleem van het hoger beroepsonderwijs? Volgens de inspectie gaat het om enkele opleidingen van een paar hogescholen, al zou het mogelijk zijn dat er bij veel meer opleidingen problemen zijn.”
Hij vreest dat de kwaliteitsproblemen op veel grotere schaal voorkomen. “De onderwijsinspectie mist tot nu toe een belangrijk aspect. Er is een directe relatie tussen de daling van het niveau en een onjuist onderwijsmodel: het competentiegerichte onderwijs dat op bijna alle hogescholen de laatste jaren is ingevoerd.”
Op deze mening is een en ander af te dingen. De onderwijsinspectie beweert niet dat het bij het kwaliteitsprobleem om enkele opleidingen gaat. De inspectie heeft gericht enkele opleidingen onderzocht en stelt  – terecht – dat men geen algemeen beeld heeft geschetst van het onderwijs. “Door de wijze waarop de onderzochte opleidingen zijn geselecteerd (op basis van risico-inschatting en ernstige signalen) geeft het onderzoek expliciet niet een algemeen beeld van het bekostigd hbo”, aldus de inspectie zelf.
Er is een “directe relatie tussen de daling van het niveau…” Die daling wordt eenvoudigweg geponeerd als een vaststaand feit. Maar waar is dat op gebaseerd? Wie stelt, bewijst. En dat geldt zelfs voor Bruins.   

NRC & de hbo-fraude: een commentaar (op persoonlijke titel)

ritz


Het deftige NRC kon niet achterblijven in de spectaculaire berichtgeving over het hbo en zette fors in met een vette kop: het hbo fraudeert al sinds 1984. Historicus Bastiaan Bommeljé mocht op de Opiniepagina uitleggen hoe dat zat. Meteen in de eerste alinea ging het al helemaal fout. “Wie was echt verrast over de twee recente rapporten van de Inspectie van het Onderwijs waarin werd gesteld dat het merendeel van de onderzochte hbo-opleidingen ‘onder de maat’ bleek, zich ‘niet aan de wet hield’ en ‘onzorgvuldig gedrag’ vertoonde (NRC Handelsblad, 29 april)? Wie werd daadwerkelijk overvallen door het bericht dat misschien wel eenderde van alle studenten onterecht een diploma had gekregen en dat de onderwijssituatie op hogescholen ‘zorgelijk’ is, of ten minste ‘aanzienlijke tekortkomingen’ vertoont?”
In het rapport van de inspectie werd echter gesteld dat het afstudeertraject voor langstudeerders bij 4 opleidingen zeer zwak was en bij nog eens 4 zorgelijk was. (Alle 99 opleidingen werden bevraagd en - als de antwoorden niet bevredigend waren - kreeg een instelling nog een aanvullende vragenlijst voorgelegd. Naast die vragenlijsten vormden negatieve signalen van (bijv. oudstudenten) de aanleiding om een aantal opleidingen nader te bekijken.Bommeljé refereerde verder aan een bericht waarin – volgens hem - stond dat misschien wel eenderde van alle studenten onterecht een diploma had gekregen. Laten we voor de aardigheid eens de letterlijke tekst uit dat bericht erbij halen: “De Inspectie van het Onderwijs onderzocht bij Inholland drie studies waar alternatieve afstudeertrajecten golden, maar ook twee opleidingen waar alles volgens de regels leek te verlopen. In totaal bleek 39 procent van de 200 onderzochte diploma's ten onrechte verstrekt te zijn.” (NRC, 28 april 2011). Het ging dus helemaal niet over verstrekte diploma’s in het hbo, maar over verstrekte diploma’s aan langstudeerders die een alternatieve afstudeerroute bij 3 opleidingen van Inholland hadden doorlopen. Sterker nog, de inspectie zegt op haar site letterlijk dat “door de wijze waarop de onderzochte opleidingen zijn geselecteerd (op basis van risico-inschatting en ernstige signalen) het onderzoek expliciet niet een algemeen beeld van het bekostigd hbo geeft”.
Sowieso was de intro van dit artikel van Bommeljé verrassend. Het zou dus gaan over fraude in het hbo, maar over het onderzoek dat in de eerste alinea werd aangehaald, schrijven de auteurs van dat onderzoek op p. 18 letterlijk dat er geen sprake was “frauduleus handelen”.
Vervolgens introduceerde de auteur een retorische truc: “laten we elkaar niets wijsmaken. Dit was oud nieuws, gaapverwekkend, meer van hetzelfde en zelfs geen reden om een wenkbrauw op te trekken.
Waaruit blijkt dat er meer dan een kwart eeuw in het hbo wordt gefraudeerd? Was het echt zo vanzelfsprekend? We zullen de argumentatie van Bommeljé volgen.
In 1984 bleek de Haagse Avondschool enkele honderden niet-bestaande studenten te hebben ingeschreven voor de Moedermavo. Inderdaad, het was een duidelijk geval van fraude (van – let wel – één opleiding).
In 2004 kwam aan het licht dat er rond 2000 voor 96 miljoen teveel aan sudsidie werd ontvangen. Maar ook hier moeten we wel enkele kanttekeningen plaatsen. Ten eerste stelde de commissie-Schutte die deze kwestie onderzocht, dat “onderwijsland geen fraudeland” is. Het bedrag kwam voornamelijk voor rekening van een klein aantal instellingen. Zo was 57 miljoen gedeclareerd door drie instellingen. Rutte, de toenmalige staatssecretaris, deelde de mening van Schutte. Er zijn “geen zwembaden aangelegd in achtertuinen van bestuursvoorzitters”. Hij wees erop dat het geld niet was onttrokken aan de belastingbetaler. De onderwijsinstellingen die zich wel aan de regels hielden, kregen minder geld.
Een tweede kanttekeningen werd geplaatst door Bert Vroon, de toenmalige voorzitter van het college van bestuur van de CHN. OCW had volgens hem een scheiding moeten aanbrengen tussen werkelijke fraudegevallen en interpretatieverschillen van regels. “In plaats daarvan hebben ze alles op één hoop gegooid, en de hogescholen alle schuld in de schoenen geschoven. Terwijl het ministerie zelf ook schuld draagt door onduidelijke regels.” De bestuursrechter in Leeuwarden vernietigde het besluit van de staatssecretaris (een terugvordering van ongeveer 830.000 euro). De Raad van State bevestigde die uitspraak (AB 2008,65), al moet ik toegegeven dat de kwestie wat ingewikkelder ligt dan ik hier weergeef.
Vervolgens ontspoort de argumentatie in het artikel helemaal. Het stuk gaat verder over ontevreden studenten en visitatiecommissies. In 1999 bleken studenten aan drie opleidingen een onvoldoende te geven. En ook was er volgens Bommeljé rond 2002 enorme kritiek van de zijde van de inspectie en visitatiecommissies. Ook bij deze weergave kunnen we (enorme) kanttekeningen plaatsen. In het jaarverslag van de onderwijsinspectie in 2002 kunnen we op p. 143 namelijk het volgende lezen: “De kwaliteit van het binnenschools curriculum is bij de meeste hbo-opleidingen voldoende tot goed. Een klein deel van de opleidingen kreeg van visitatiecommissies te horen dat de aandacht voor theorie zwaarder kon worden aangezet. Ook bleek bij sommige opleidingen weliswaar de inhoud en het niveau van het curriculum voldoende, maar was er geen methode om de handhaving ervan te borgen.” Een jaar later is het niet anders: “Visitatiecommissies zijn over het algemeen tevreden over het curriculum en de inhoud van de opleidingen (binnenschools curriculum 74 procent voldoende) alsmede over de kwalificaties die afgestudeerden bereiken (gerealiseerde kwalificaties 79 procent voldoende)” (p. 228).
De retoriek van Bommeljé ten spijt (“het zou nog veel erger worden”) wordt in het jaarverslag van onderwijsinspectie helemaal niet het desastreuze beeld geschetst dat hij de lezer voorspiegelt. Het percentage hbo-opleidingen dat in 2002 ernstige tekortkomingen vertoonde, was in het WO nagenoeg hetzelfde. Maar los hiervan, wat heeft dat allemaal met fraude te maken?
De in 2006 door het SCP voorspelde onderwijs- en kennisniveau, werd in hetzelfde jaar bewaarheid, stelt Bommeljé. In dat jaar bleken zelfs bijspijkercursussen in het hoger onderwijs noodzakelijk. Hij verwees naar de lerarenopleiding voor het basisonderwijs en naar de universiteiten. Maar wat heeft het gebrekkige niveau van de instroom te maken met fraude in het hbo? Bommeljé besteedde vervolgens zelfs een hele alinea aan het gebrekkige taalniveau van universitaire studenten. Die uitwijding stond niet alleen los van het thema ‘fraude’, maar had zelfs niets meer met het onderwerp van het artikel (‘hbo’) te maken.  
Vanaf dat moment raakte de auteur het zicht op de werkelijkheid volledig kwijt. (Een flauwe opmerking, maar ik maak hem toch om te laten zien hoe makkelijk de retorische trucjes van Bommeljé ook toepasbaar zijn op zijn eigen artikel.) Hij beweerde dat “uit de beoordelingen van de 279 hbo-opleidingen die de NVAO controleerde tussen 2006 en 2010 blijkt (…) dat aan vrijwel alle hbo-opleidingen de goedkeuring is verleend die nodig is voor overheidsfinanciering, ook aan de opleidingen die nu door dezelfde organisatie worden gekwalificeerd als ‘niet hbo-waardig’.” We gaan weer even terug naar de feiten. Die vrijwel “…alle hbo-opleiding…” zijn er in het totaal 4. En de kwalificatie had niet betrekking op de hele opleiding, maar op een betrekkelijk minuscuul onderdeel, namelijk het alternatieve afstudeertraject van langstudeerders, die hun studie maar niet wilden afronden. En waar zit nu de fraude? In het artikel zou toch ‘aangetoond’ worden dat in het hbo al meer dan een kwart eeuw gefraudeerd wordt? Bij 5 opleidingen van Inholland werd ook naar het reguliere traject gekeken. Maar, zo benadrukte de inspectie, dat levert geen beeld op van de praktijk op alle opleidingen van Inholland.
Bommeljé stelde verder dat de onderwijsinspectie en de NVAO in 2008 met elkaar in conflict raakten. Het hbo-niveau zou op veel door de NVAO 'geaccrediteerde' pabo-opleidingen niet voldoende gegarandeerd zijn. Volgens de NVAO is dat onjuist. "De NVAO heeft pas begin 2009 de pabo’s beoordeeld op basis van de ingediende visitatierapporten. Ondanks de positieve rapportages heeft de NVAO in juni 2009 besloten zeven opleidingen niet te accrediteren, omdat twijfel bestond over de borging van het hbo-niveau." 
Om een en ander (maar wat precies, weet ik niet) te verduidelijken werd op het einde van het stuk ook nog de overhead van de Universiteit van Amsterdam erbij gesleept. 56% van het personeel werkt niet aan onderwijs of onderzoek. Inderdaad, schokkend, maar ook hier moeten we voor de zoveelste keer de vraag stellen: wat heeft de overhead van de UvA te maken met het hbo? En wat heeft het van doen met de fraude? Op 21 maart van dit jaar stelde Zijlstra dat het hbo een overhead van bijna 26% kent. Dat klinkt toch iets anders dan de 56% van Bommelje'.
De politiek heeft volgens Bommeljé altijd gekozen voor glanzende façades van de kenniseconomie. Nooit wierp ze een “echte blik op de treurnis daarachter, van desperate of cynische docenten, van zichzelf verrijkende en door almacht geobsedeerde bestuurders en van wanhopige, luie of over het paard getilde studenten”.  De docent lijkt er in zijn aanklacht dus nog genadig af te komen, maar schijn bedriegt. Maar tussen de regels door wordt duidelijk dat de grote boef in het verhaal diezelfde docent is. Hij is degene die het onderwijs totaal verziekt heeft. Ik zal voor de aardigheid Bommeljé’s opmerkingen bij elkaar zetten: “…docenten om onduidelijke redenen wekenlang afwezig zijn…”, “…mensen die geen Engels spreken…”. Zij gaven talrijke groepsopdrachten waren waarvoor iedereen een voldoende kreeg. Zij produceerden “tentamens - die toch al diepgang missen – en steeds opnieuw werden gebruikt, zodat studenten de antwoorden al kenden”. En examencommissies “bestonden vrijwel altijd uit eigen personeel van de opleiding, dat financieel baat had bij veel geslaagde studenten”. Uit de mond van Veerman liet Bommeljé komen dat nog al wat docenten “niet goed genoeg” waren. (Dat citaat heb ik nergens kunnen terug vinden. Niet in het rapport van de commissie en evenmin in Trouw, Volkskrant en NRC. Hoewel, een keer. In een artikel in de Volkskrant vond ik het gewraakte citaat terug. De auteur van dat artikel? Inderdaad, Bommeljé.)
Wel was er een negatief oordeel van studenten over het gebrek aan uitdaging in het hbo en het niveau van de docenten. In de periode 1996-2005 werden hbo-studenten inderdaad steeds negatiever over hun opleidingen. Met name de inhoud van de studie en de kwaliteit van de docenten werden kritisch beoordeeld, zeker in vergelijking met de universitaire studenten. Maar uit hetzelfde onderzoek blijkt dat hbo-studenten ook behoorlijk negatiever oordeelden over de sportfaciliteiten in vergelijking met wo-studenten. Zelfs in universiteitssteden waar hbo- en wo-studenten hetzelfde tarief voor de dezelfde sportfaciliteiten betaalden, was de waardering door hbo-studenten veel lager. Voor het uitgaansleven gold hetzelfde. Hoewel het verschil klein is, beoordeelden hbo-studenten de uitgaansfaciliteiten in de universiteitssteden gemiddeld lager dan wo-studenten. Dat roept dus de vraag op wat je nu precies op basis van zo’n onderzoek mag concluderen. Zijn de eisen in het hbo echt te laag of oordelen studenten in het hbo sowieso altijd negatiever over alles. Pas als deze vraag is beantwoord, kan er een zinvolle conclusie uit het onderzoek worden getrokken.
Wat te denken van het artikel? De auteur kondigde aan dat het hbo 24 jaar aan het frauderen was. Die beschuldiging maakt hij in de verste verte niet hard. In 1984 maakte één avondschool zich schuldig aan fraude; rond 2000 een aantal hogeschool (ten koste van andere hogescholen), hoewel de voorzitter van de onderzoekscommissie ‘onderwijsland geen fraudeland’ wilde noemen. Maar verder? Verder was er niets te melden. Elke negatieve opmerkingen over het hbo wordt losgeweekt uit de context, uitvergroot tot enorme proporties en gepresenteerd als een objectieve waarheid. 

Elsevier over het hbo: mag het een beetje minder hysterisch?

Ook in Elsevier (7 mei 2011) werd het hbo ‘onder vuur genomen’. Met de titel van het artikel ‘Onthutsend onwetend’ werd de toon gezet. De ondertitel deed nog erger vermoeden: “hoe hbo-opleidingen het stempel ‘goedgekeurd’ konden krijgen, ook als van alles mis was.” En in de lead van het stuk probeerde Elsevier ook dat weer te overtreffen: het gesjoemel met diploma’s aan Inholland is de top van een ijsberg: in het hbo is veel meer mis. “Zelfs opleidingen met slecht onderwijs mocht eindeloos voortbestaan.” (Een paar dagen eerder werd het artikel op de site van BON (Beter Onderwijs Nederland) al aangekondigd als ‘brekend nieuws’.)
Dat was nog niet genoeg, want ook in de eerste alinea moest de lezer nog overtuigd worden van de ernst van de zaak: het “harde” rapport van de onderwijsinspectie heeft niet alleen grote gevolgen voor Inholland, maar ook voor de reputatie van het hele hoger beroepsonderwijs. “Straks wantrouwen werkgevers elk hbo-diploma, en er zijn wel ruim 400.000 studenten in het hbo”. Nog even voor de duidelijkheid (en omdat dit feitje in artikel van Elsevier per ongeluk was vergeten): het rapport van de inspectie had betrekking op de alternatieve afstudeertrajecten van een aantal opleidingen, die men risicovol achtte. Anders gezegd: de onderwijsinspectie onderzocht wat opleidingen deden  met de langstudeerders, die in veel gevallen alleen nog maar hun scriptie moesten schrijven, maar dat nalieten omdat ze bijvoorbeeld te druk waren met hun baan. Het was geen a-selecte steekproef, maar een nader onderzoek bij opleidingen waarbij men bij de onderwijsinspectie op voorhand al vermoedde dat er wellicht iets niet in orde was met de ‘afhandeling’ van het afstuderen van de langstudeerders.
De Inspectie zelf liet over de punten op de allereerste pagina van haar rapport dan ook geen enkel misverstand bestaan. De keuze voor een gericht onderzoek bij een aantal opleidingen werd eveneens keurig verantwoord. Maar aan al deze nuances had Elsevier dus geen boodschap en die suggereerde zonder blikken of blozen dat de kwaliteit van het hele hbo in het geding was.
Dat roept de vraag op hoe het weekblad, dat zichzelf als uiterst scherp omschrijft, dit alles onderbouwde. In deze analyse concentreer ik me op twee aspecten: de feiten en de retorische verpakking ervan.

De ‘harde’ feiten
In het stuk werd de kwaliteitscontrole onder de loep genomen. Er zou dus van alles mis zijn en toch kregen hbo-opleidingen het stempel ‘goedgekeurd’. Wat onderzocht Elsevier? Men wilde weten hoeveel lesuren een student krijgt en men wilde weten of een student (of een scholier) erachter kan komen of een hogeschool wel voldoende docenten inzet om een adequate opleiding te bieden. Het antwoord op de eerste vraag was eenvoudig: er is geen informatie beschikbaar, maar we weten wel dat de ratio docent/student gemiddeld 1 op 25 is. Het antwoord op de tweede vraag wist verder niemand.
Dat is een aardig item voor wat gedegen journalistiek spitwerk, lijkt me, maar Elsevier had daar geen zin in. Die gooide het over een andere boeg. De toezichthouder had nog nooit een onvoldoende uitgedeeld. Een kolom verder begon het percentage al op te lopen naar een bescheiden 1 procent. Weer een kolom verder bleken er maar liefst 250 opleidingen in Nederland (en Vlaanderen) te zijn verdwenen vanwege onvoldoende kwaliteit. Dat laatste had dan te maken met het feit dat opleidingen (bedoeld is waarschijnlijk: instellingen) voortijdig met die opleidingen stopten, omdat ze de bui in de vorm van een negatieve beoordeling al zagen hangen.
Maar ook met dat laatste ‘zelfreinigend’ punt wist Elsevier raad: “op zich mogelijk een gunstig en zelfreinigend effect, maar voor de buitenwereld wel volstrekt onzichtbaar”. Er moest – linksom of rechtsom – toch een luchtje aan hangen, en in dit geval plaatste Elsevier dan zelf maar een reukvlakje.
En dan was er nog het punt dat er genadezesjes werden uitgedeeld. Als een beoordelaar een onvoldoende zou geven, dan zou er ‘radicaal ingegrepen’ kunnen worden bij de opleidingen. Vandaar dat de beoordelaars terughoudend waren en geen voldoendes uitdeelden. Een in dit verband vervelende bijkomstigheid is dat dit stelsel inmiddels tot de verleden tijd behoort. Het systeem is geëvalueerd en kennelijk te licht bevonden vanwege dit onwenselijke neveneffect. Prima ontwikkeling, zou je zeggen, maar dat paste natuurlijk niet in het straatje van Elsevier. Daarom werd in de volgende alinea meteen een nieuw debacle aangekondigd: instellingen kunnen er nu voor kiezen om eerst een instellingen en daarna de opleidingen te laten beoordelen. En daardoor kunnen “hogescholen nu makkelijker bemoeienis van buiten ontlopen”. Met die constructie ging, zo lezen we verder, hogeschool Inholland aan de haal, maar die hadden niet gerekend op de Inspectie: “die kwam er nu dus ongevraagd even tussendoor”. Maar is zo’n stelsel werkelijk zo raar? De Wageningse hoogleraar economie Wim Heijman pleitte onlangs voor beoordelingen van instellingen, waar daar zit volgens hem nu juist de fout.

Het retorisch jasje
Elsevier ontdekte allerlei vreemde zaken: “Opmerkelijke uitspraak uit het rapport van de Inspectie: het onderzoek naar de kwaliteit van de opleidingen was nu ‘omvangrijker en diepgaander’ dan tijdens de ‘reguliere controlerondes’.
Hoezo opmerkelijk? Wat verwachtte Elsevier dan eigenlijk? Dat alle 1189 opleidingen over alle punten diepgaand werden doorgezaagd over alle aspecten? De onderwijsinspectie onderzocht een subonderdeel (afstudeertrajecten van langstudeerders) van een onderdeel (het afstuderen), dat deelaspect vormt van de toetsing, dat zelf weer behoort tot één van de onderdelen van de kwaliteit van een opleiding. En dat van 15 opleidingen. Dat kan dus makkelijker wat diepgaander (maar hoe diep is diepgaand eigenlijk?), maar in de ogen van Elsevier is zoiets dan ‘opmerkelijk’. Hoe dan ook, het weekblad had de smaak te pakken: in de rest van het artikel werd gesproken over “gesjoemel met diploma’s”.
Maar Elsevier jokte er bovendien vrolijk op los. In het rapport wordt op pag. 27 iets anders gezegd: “Het onderzoek naar het gerealiseerde eindniveau van afgestudeerden was omvangrijker en diepgaander dan bij reguliere accreditatiebeoordelingen gebruikelijk is.” De inspectie had het dus helemaal niet over de kwaliteit van de opleiding, zoals Elsevier schreef, maar over het niveau van de scripties van de langstudeerders.
Op het einde van het stuk kwam de getalsverhouding weer ter sprake. Vreemd, want dat item was al een keer de revue gepasseerd. Het “gebrek aan harde informatie en openheid mag vreemd heten in een land dat de mond vol heeft van kenniseconomie en internationalisering. De getalsverhouding van studenten en docenten telt steevast zwaar mee in gerenommeerde ranglijsten als the Times Higher Education Rankings, de CHE Ranking van Die Zeit en de publicaties van U.S. News & Worldreport”. Nog afgezien van het feit dat deze rankings betrekking hebben op universiteiten, zijn ze (ook) omstreden. Maar belangrijker is het om op te merken dat uitgerekend die getalsverhouding wel bekend is: die is namelijk 1 docent op 25 studenten. Dat stond nota bene in het artikel van Elsevier.

“Hoe kon het zover komen?”
Maar hoe kon wat zo ver komen? Laten we de feiten uit het stuk nu eens op een rijtje zetten:
-  4 opleidingen blijken hun afstudeertraject voor langstudeerders niet in orde te hebben;
verder zijn er 250 opleiding in Nederland en Vlaanderen door de instelling zelf gesloten omdat men de bui al zag hangen m.b.t. de kwaliteit van die opleiding;
het oude systeem bleek ‘genadezesjes’ te genereren en is daarom per 1 januari van dit jaar vervangen door een ander systeem;
de getalsverhouding docent – student is 1 staat tot 25.
En waar begon het artikel ook al weer mee? Het zou toch gaan over hbo-opleidingen die het stempel ‘goedgekeurd’ kregen, ook al was er van alles mis… En het gesjoemel met diploma’s van Inholland zou het topje van een ijsberg zijn… In het hbo zou toch veel meer mis zijn… En er waren toch opleidingen met slecht onderwijs die eindeloos mochten voortbestaan… Waar was het door BON zo hijgerig aangekondigde ‘brekend nieuws’ gebleven? 
Elsevier maakte helemaal niets waar van al die harde beschuldigingen. Geen lijk, geen zaak, maar die logica werkt niet bij het weekblad. In plaats van een verhaal over slecht onderwijs kregen we een staaltje van buitengewoon slechte journalistiek voorgeschoteld. 
Zouden de auteurs van het stuk een diploma hebben van de hbo-school voor journalistiek, vraag ik me stiekem af?


Zie hier de reactie van de nvao.

Is het hbo teveel dienstbaarheid aan het werkveld?

Pieter Hilhorst (Volkskrant) meent dat het marktdenken in het hbo is een veel groter probleem is dan het rendementsdenken. “Om zoveel mogelijk studenten te trekken, verzinnen hogescholen allerlei hippe opleidingen als media en entertainment management (MEM) of vrijetijdsmanagement. En juist daar ontstaan de problemen omdat die opleidingen te hard groeien.” Door de enorme groei van dit soort opleidingen is het vrijwel onmogelijk om de kwaliteit te waarborgen.
“Een ander probleem is de verhouding tussen de logica van docenten en de logica van het management. Een kleine anekdote kan dat illustreren. Een docente studie- en loopbaanbegeleiding van Inholland merkte dat haar studenten maar weinig gemotiveerd waren. Dus bedacht ze opdrachten en eiste ze dat studenten die maakten. Wie geen opdracht had gemaakt, werd weggestuurd. Toen haar teammanager dit ter ore kwam, greep hij terstond in. Deze aanpak was uit den boze, want de bedachte opdrachten stonden niet in het onderwijs- en examenreglement. Bovendien was het oneerlijk, want studenten van andere docenten hoefden dat niet te doen.”
Een ander fundamenteel probleem is volgens Hilhorst de verhouding tot het werkveld. “Het hbo claimt praktijkgerichte opleidingen te bieden. Daarin onderscheidt het zich van de universiteit. Tegelijkertijd belooft het hbo dat het zijn studenten een onderzoekende houding bijbrengt. Maar de onderwijsinspectie ontdekt weinig van die onderzoekende houding. Als studenten een projectplan moeten maken, is dat plan zelden gebaseerd op onderzoek, en als er al onderzoek is gedaan, kijken studenten niet naar eerder verricht onderzoek. Het is doen zonder denken. Maar voor het management is de innige samenwerking met de praktijk juist het ordenend principe van de hele opleiding.” Volgens hem lijkt het erop dat bij het hbo dienstbaarheid belangrijker wordt gevonden dan kwaliteit. “Dienstbaarheid aan de modegrillen van studenten die een hippe opleiding willen en dienstbaarheid aan het al te pragmatische werkveld. Zo wordt het hbo uitgekleed. En docenten die wel de kwaliteit willen bewaken, vinden het management eerder tegenover zich dan aan hun zijde.”
Bij Hilhorst’ analyse willen toch een paar inhoudelijke kanttekeningen maken.
Een probleem is een te veel aan “dienstbaarheid aan het al te pragmatische werkveld”. Nog los van het feit dat ‘het werkveld’ niet bestaat, hebben verschillende ‘werkvelden’ in het verleden meerdere keren aangegeven niet erg blij te zijn met de enorme diversiteit van het aanbod. Begrijpelijk, want heldere en goed aangeschreven opleidingen als de hts en heao verdwenen en wat er voor in de plaats kwam was (en is) niet helder.
De commissie-Rauwenhoff klaagde in 1990 (!) al over te weinig dienstbaarheid. Het rapport van deze commissie werd uitgangspunt voor het regeringsbeleid, maar in de jaren negentig kwam de samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven nauwelijks van de grond. De belangrijkste reden was dat minister Ritzen de financiering bij het bedrijfsleven legde en die hadden daar geen trek in.
Dan het punt van de onderzoekende houding. Dit is eveneens een van de recente modegrillen. Om daar een zwaar item van te maken – en dat doet de inspectie – is redelijk bizar.
Het voorbeeld van de ‘verhouding tussen de logica van docenten en de logica van het management’ snappen we niet. Prima dat een docent meer kwaliteit wenst, maar dan wel graag in overleg met collega’s.
Bijna een kwart eeuw geleden werd door twee Kamerleden geklaagd over de buitengewoon slechte kwaliteit van de toenmalige lerarenopleiding voor het basisonderwijs. Vanaf die tijd volgen we de kwaliteitsdiscussie nauwgezet en horen we niets anders dan dat het hbo voor geen meter deugt. Recente kwalificaties als ‘schrijnend gebrek aan fatsoen’ op de werkvloer en ‘hbo staat bol van fraude en oplichting’ komen niet van de site van Telegraaf, maar zijn afkomstig van Prick (onderwijsredacteur van het NRC) en prof. Heertje (zie deze site). Het probleem met die kritiek – van toen én nu - is dat de onderbouwing minimaal is.
En ook nu weer: op basis van een paar onderzochte alternatieve afstudeerroutes wordt het hele hbo afgeserveerd. Helder, makkelijker en efficiënt, want al die nuances bekken niet lekker. 

Falen hbo vergt beter onderzoek (Volkskrant)

Ook in de Volkskrant (2 mei) was er sprake van een misleidende suggestie. In het artikel ‘Falen hbo vergt beter onderzoek’ wordt over het rapport van de Inspectie het volgende gesteld: “Van deze toevallig aangewezen opleiding (bedrijfseconomie van Inholland, Haarlem) wordt de accreditatie nu ingetrokken. Maar van hoeveel andere zou dat eigenlijk ook moeten gebeuren? Die vraag stelt de onderwijsinspectie zichzelf niet. (…) Het is vrijwel zeker dat zulke opleidingen bestaan.
In de titel wordt gesproken over het falen van het hbo. Maar de onderwijsinspectie zelf benadrukt dat met beide rapporten niets gezegd is over het hbo als zodanig. 
Het is vrijwel zeker dat zulke (bedoeld is: ondeugdelijke) opleidingen bestaan.” Wie stelt, bewijst. Maar nu wordt enkel geponeerd dat het vrijwel zeker is. Feit is dat er slechts bij een willekeurig gekozen opleiding gekeken is naar het niveau van 25 reguliere afstudeerders. (Ter vergelijking: er zijn 1189 opleidingen.)

FACT-FREE Opinies: hbo staat bol van oplichting en fraude

Arnold Heertje wist het al: “HBO staat bol van oplichting en fraude". In zijn column voor RTLZ deed Heertje november 2010 verslag van deze fraude: “Duidelijk is dat niet alleen Hogeschool InHolland onder leiding van Geert Dales bewust in de fout gaat, maar dat behoudens enkele goede uitzonderingen het hbo bol staat van valsheid in geschrifte en oplichting.” Die duidelijkheid zou blijken uit het feit dat “docenten en studenten thans in groten getale bereid zijn als getuige op te treden. Op de relevante adressen stromen de e-mails binnen van personeel en studenten die verslag doen van de criminele activiteiten van hun organisaties.” Sommige managers geven volgens Plasterk de schuld aan het foute financieringssysteem dat Plasterk in hoge mate ongemoeid heeft gelaten, maar Heertje vindt dat te makkelijk. “Nergens staat echter geschreven dat de perverse prikkel er dwingend toe noopt valse cijfers en valse beoordelingen van werkstukken te geven. Er zijn ook voorbeelden van docenten, die weigeren aan de fraude mee te doen op straffe van ontslag en degradatie.” De overkoepelende leiding aan de fraude wordt gegeven door Doekle Terpstra.
Ook weet Heertje hoe de fraude kan worden gestopt. “Omdat het hier om strafbare feiten gaat ligt het optreden van het Openbaar Ministerie voor de hand.”
Wat te denken van deze kritiek? Relevante adressen? Waar? E-mails, die binnenstromen? Hoeveel? Zijn die gecontroleerd? Aan een verhaal zitten soms twee kanten. Het enige waarmee we het moeten doen, zijn de blauw of bruine ogen van Heertje.
Uiteraard hebben we aan Heertje onze vragen voorgelegd. Zodra we een reactie ontvangen, zullen we ons melden.

Zijlstra over hbo: 'Buitengewoon ernstig'

'Buitengewoon ernstig', noemt Zijlstra beide werken in een eerste reactie. 'De kwaliteit van hbo-diploma's mag niet ter discussie staan en dat is nu wel het geval. En het gaat niet alleen over Inholland, het is veel breder.' Dat was de eerste reactie van de staatssecretaris op het rapport van de onderwijsinspectie (Volkskrant, 28/4/11).
Uit dat onderzoek bleek dat vier opleidingen de kwalificatie ‘zwak’ kregen, en vier de kwalificatie ‘zorgelijk’. Dat is natuurlijk kwalijk, maar er zijn 1189 opleidingen, verdeeld over 99 instellingen.

OPMERKELIJK

In 2007 verliet bestuurder Bert Vork de hogeschool Leiden en nam 614.775 euro mee. Jaarlijks ontving hij een bruto salaris van 200.900 euro. De rest was om het pensioengat te dichten. De norm voor dit soort functies was in 2007 169.000 euro.